Feiten en meningen van elkaar onderscheiden is een goede eerste stap om teksten kritischer te lezen, maar er is meer. Een andere belangrijke kritische leesvaardigheid is het maken van gevolgtrekkingen. Een gevolgtrekking is een conclusie op basis van bewijs uit de tekst of kennis die je hebt. Teksten bevatten veel expliciete details zoals datums, namen of beschrijvingen, maar ook impliciete informatie zoals hoe de auteur over een onderwerp denkt of dat hij het met iemand anders eens is. Deze informatie wordt niet expliciet vermeld; je moet 'tussen de regels lezen' of bepaalde informatie gebruiken om als lezer je eigen conclusies te trekken. In het dagelijks leven doe je dit regelmatig. Als iemand bijvoorbeeld met de deur slaat, leid je daaruit af dat die persoon een slecht humeur heeft. Of als je iemand een gezicht ziet trekken bij het proeven van een gerecht, concludeer je dat hij het niet lekker vindt.
Betekenis kunnen afleiden uit een tekst betekent dat je bij tekstbegrip verder gaat dan de oppervlakte. Je zult in staat zijn subtiele betekenissen op te pikken, de meningen en attitudes van de auteur en misschien zelfs zijn vooroordelen. Om conclusies te kunnen trekken, moet je nieuwe informatie combineren met bestaande kennis, het taalgebruik van de auteur interpreteren, wat je leest vergelijken met de verwachtingen die je had voor je begon te lezen, en evalueren wat de doelen en houdingen van de auteur zijn. Met andere woorden, voor goede gevolgtrekkingen moet je je afvragen welke conclusies je uit de tekst kunt trekken en welk bewijs uit de tekst en uit je eigen kennis en verwachtingen je hebt voor die conclusies.
Trek conclusies over wat er in deze situaties gebeurt:
(deze conclusies worden als feiten opgeschreven, ook al kunnen zij niet worden bewezen: er kunnen andere gevolgtrekkingen mogelijk zijn)
De volgende passages komen uit het artikel "Millennials in the Workplace: A Communication Perspective on Millennials’ Organizational Relationships and Performance’ door K. Myers (2010). Lees de passage en beantwoord de vragen door gebruik te maken van gevolgtrekkingen.
1a. Nee. Het gebruik van "purported" geeft aan dat zij waarschijnlijk vindt dat millennials ook positieve kwaliteiten bezitten en dat aan deze negatieve kwaliteiten te veel aandacht wordt besteed.
2a. Nee. De zinsnede " Millennials’ potential to change the way CITs are used to communicate intra-organizationally " wekt de indruk dat zij vindt dat CIT in deze situatie meer of op een andere manier zouden kunnen worden gebruikt en dat deze momenteel niet ten volle worden benut.
2b. Nee. De zin " Millennials may discover that newer technology is not always the most efficient, nor the best media for developing and maintaining workplace relationships (compared with face-to-face interactions with coworkers and customers)” geeft aan dat ze gelooft dat er situaties zijn waarin traditionele face-to-face communicatie effectiever is.
3a. Die zijn volgens haar minder effectief omdat ze millennials niet in staat stellen hun eigen vaardigheden en kwaliteiten ten volle te benutten.
3b. Zij zou zulk onderzoek toejuichen, want zij schrijft dat het momenteel "sadly lacking" is.